09 juli 2010

Wandelen en Entomologie

Als kleine jongen heb ik ooit voor een gulden een prisma boekje over mieren gekocht. Het was geschreven door Raignier, "het leven der mieren", of daaromtrent. De natuur heeft altijd mijn interesse gehad en door dit boekje toch wel de mieren in het bijzonder. Nu wilde het toeval dat één der meest deskundigen op het gebied van mieren en trekker van de mierenwerkgroep van de Nederlandse Entomologische Vereniging RvH plaatsgenoot van mij is. Roos ontmoette hem een keer bij een wandeling in het bos en kwam met hem in gesprek. En ja hoor, enkele weken later was ik lid van de mierenwerkgroep Nederland en zat ik bij een determinatiecursus om te leren hoe je de vaderlandse mieren van elkaar kunt onderscheiden op morfologische kenmerken. Al snel heb ik toen zelf een binoculair aangeschaft om bij enige vergroting naar deze insecten te kijken. Maar helaas, we hebben in NL niet zo gek veel verschillende soorten mieren (iets meer dan 60, waarvan een aantal zeer zeldzaam) maar binnen de groepen lijken ze ook nog eens vreselijk op elkaar. Met geen mogelijkheid kan ik de verschillende myrmica's en rode bosmieren uit elkaar houden. Eigenlijk vind ik dat ook niet zo interessant; veel meer ben ik geïnteresseerd in het gedrag van mieren en dat staat heel uitvoerig gedocumenteerd in de verschillende boeken van Wilson en Holldöbler. Daar blader ik dan ook regelmatig met genoegen (maar veel te weinig eigenlijk) in.
Maar ja, dat microscoopje staat daar maar werkeloos. Nu met het lenen van "de nieuwe insectengids" van Chinery is daar verandering in gekomen. Je kijkt onwillekeurig wat preciezer naar al die insecten in de natuur. Nu in het voorjaar bij het wandelen kom je van alles tegen. En de laatste dagen heb ik wat verzamelbuisjes, gevuld met alcohol, net als bij het vangen van mieren, meegenomen. En dan onder het microscoop; wat een pracht al die differentiatie op het zelfde thema: zes pootjes en een exo-skelet van chitine. Net als bij zoogdieren, maar dan nog eens in meervoud begrijp ik, is er in de evolutie een geweldige diversiteit aan soorten ontstaan. Zelfs die paar beestjes die ik heb gevangen, de onderklasse van de "ferryfielen" (har har) d.w.z. de insectjes die ik direct van m'n kleren of vel kon plukken, toonde al zo veel diversiteit. Ik ben weer helemaal enthousiast geworden voor de morfologie, maar minder voor de determinatie; ook nu zijn de verschillende soorten nauwelijks op naam te brengen omdat er zoveel verschillende zijn, dat ook Chinery hen niet alle kan bevatten.

Geen opmerkingen: