Thomas Rosenboom, voor mij een nieuwe schrijver, althans een schrijver waarvan ik nog nooit iets had gelezen. Achteraf beschouw ik dat als een gemis. Zowel vriend Peter C. als partner Roos maakten mij onafhankelijk van elkaar op het boek "Publieke werken" attent. En terecht, een fantastisch boek en ongetwijfeld een verder goed schrijver waarvan ik nu ook de andere boeken als "gewassen vlees" ga lezen. Wonderlijk genoeg heb ik het niet zo op die moderne Nederlandse schrijvers als vd Heijden en zeker niet op Grunberg, maar Frank Westerman en nu dan Thomas Rosenboom vind ik toch wel weer van de klasse van Mülisch.
Prachtige constructie waarin de hoofdlijn gevormd wordt door de ellende van de veenkoloniën, geschetst met grote deskundigheid, daarin een archaïsch taalgebruik, dat mij soms van schaamte vervulde omdat ik geen idee had wat de oude woorden betekenden en ik ook vaak niet de moeite nam om de betekenis op te zoeken, feitelijk een oproep om die woorden niet te vergeten. De constructie om de daadwerkelijke hoofdpersoon de, voorheen joodse, kolonist Bennemin te laten ondergaan in het geweld van de drie jokers van hoofdpersonen, tevens neven van elkaar, de apotheker Anijs, de vioolbouwer Vedder en de oplichter Al,uit Amerika. De ellende in de koloniën, met de vestiging van het gezin Bennemin, de ellende die zijn dochter wordt aangedaan in de vorm van een oude, maar hemeltergende traditie vanwege de (vermeende!) onvruchtbaarheid van de jonge vrouw; de rol van kwakzalver/dokter/apotheker Anijs als gedreven weldoener maar feitelijk een mislukkeling, het is met veel precisie geconstrueerd. En dan de Amsterdamse lijn met de vioolbouwer en pseudonimist Vedder die zwelgt in zijn zelfingenomenheid als semi-vader, weldoener en zich rijk rekenend, daarbij de realiteit uit het oog verliezend. Prachtige rollen voor de onderhandelaar Ebert die steeds weer probeert om Vedder van zijn zelfveroorzaakte ondergang te redden. Maar dan het Lot als reddende engel die uiteindelijk het hele verhaal ten goede stuurt en binnen de poel van door de drie neven veroorzaakte narigheid tot de best mogelijke oplossing komt. De dankbrief van Bennemin, inmiddels weer Benjamin geheten, vind ik een schitterende apotheose van het verhaal rond de bouw van het Victoria hotel , recht tegenover het toen recent gerealiseerde centraal station van Amsterdam. Literair smulwerk vind ik de beschrijving van de stationsmeester in een slijmerige verradersrol aan het eind van het boek. Kronkelend als Uriah Heep in Dickens' David Copperfield doet hij getuigenis van het vertrek van de Velders onder aanvoering van Anijs tegenover diens iriniën, de drie notabelen van het dorp Hoogeveen. Dit boek moet ik eenieder sterk aanbevelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten