30 april 2005

Over het ontstaan van eucaryoten

Stephen Jay Gould geeft in zijn boek "de gok van de evolutie"
schitterend aan dat bacteriën de grote spelers in het spel van het
leven zijn. Natuurlijk verbeelden wij ons als "(enige?!) denkende
soort" dat de hele schepping om onze soort draiit, maar Gould heeft
daar veel nuance in gebracht. Neemt niet weg dat het verrukkelijk is
om mens te zijn en na te denken over hoe alles zo gekomen is. Dat
bacteriën in dat proces veel belangrijker zijn geweest doet daar niets
aan af!
De ééncelligen waren de eerste levende organismen die uit de
anorganische wereld, uit de pre-biotische situatie
uitkristalliseerden. Met een proces van uitwisseling van DNA, als
bekend van de huidige bacteriën ontstonden de verschillende soorten
die in iedere bestaande niche een plekje vond. Mijns inziens vormen
bacteriën in hun onwaarschijnlijke soorten en functionele rijkdom een
continu spectrum van biochemische mogelijkheden. Uit ieder substraat
weet een bacteriesoort of een cluster van "samenwerkende"
bacteriesoorten de energie te betrekken om zich te vermenigvuldigen
althans haar stofwisseling van energie te voorzien. Het is
verbazingwekkend vast te stellen dat zelfs allerlei arteficiële
stoffen als gechloreerde koolwaterstofverbindingen door bacteriën als
substraat kunnen worden aangewend. Feitelijk vormt de hele
microörganistische commune een systeem met een enorme complexiteit en
is aldus Prigogine daarom heel stabiel en in staat om veranderingen te
ondergaan zonder daarbij uit evenwicht te geraken althans in chaos
terecht te komen.

Naar ik meen heeft deze situatie langdurig bestaan alvorens de
symbiose, net als bij de eerder genoemde korstmossen zover ging dat
sprake was van 1 organisme waarbij meerdere bacteriën in volledige
symbiose gingen in wederzijdse afhankelijkheid en op zodanige wijze
dat daarmee een zodanig voordeel bereikt werd dat een nieuwe niche kon
worden gevuld. Ik bedoel het ontstaan van eucaryoten, kerndragende
organismen doordat binnen een membraan zowel een energiebemiddelend
organisme (het pre-mitochondrion) en het regulerend organisme (de
pre-celkern) hun plek vonden. Ook ontstond een organisme waarbij naast
kern en motochondrion ook een pre-chloroplast in symbiose kwam.
Op zich waren deze drie bacteriën prima toegerust voor overleving en
hun nakokmelingen bevinden zich ongetwijfeld ook heden nog onder de
bacteriesoorten. Maar gezamenlijk waren zij de voorloipers van de
eucaryoten en de plantenwereld en dus uiteindelijk ook van de
gewervelde dieren waartoe de mens hoort.
Binnen die gespecialiseerde kern, nucleus was plaats voor meer DNA en
daarmee voor complexere systematiek hetgeen uiteindelijk
differentiatie tot weefselen heeft voortgebracht door de grotere
complexiteit die binnen de eucaryotische organismen mogelijk was. Over
hoe dat proces zich heeft ontwikkeld wil ik absoluut niet speculeren
omdat daarover ongetwijfeld onder biologen de nodige theorie bestaat
waarvan ik niet het bestaan ken.

De boodschap van dit stukje is toch vooral dat uit een relatief
ongecompliceerde situatie (de wereld van de procaryoten, de bacteriën
in al hun onderlinge complexiteit) een onderlinge
afhankelijkheidssituatie van soorten kan leiden tot nieuwe
organisatievormen c.q. organismen die het door hun interne grotere
complexiteit in zich hebben om een nieuwe ontwikkeling mogelijk te
maken.

Een leuk voorbeeld uit de herkenbare mensenwereld wil ik ter
illustratie opvoeren. Hierbij gebruik ik de stad als metafoor voor een
organisme en twee steden als metafoor voor verschillende organismen.
Onlangs was ik in de gelegenheid om een tentoonstelling te bezoeken
over Koning Darius van Perzië, waarschijnlijk een voorvader van de
door Alexander verslagen koning Darius. Deze Darius had als gewoonte
om overwonnen volkeren niet te onderwerpen maar hun kunden en kennis
volledig te integreren in wat er al was. De technische kennis nam door
deze houding zo enorm toe dat hij veruit de machtigste staat van die
tijd kon grondvesten. Kruisbestuiving in optima forma. En mijns
inziens hebben de bacteriën die door intensieve symbiose de grondslag
legden voor de eucaryoten dat zelfde proces vorm gegeven.

29 april 2005

Over het ontstaan van soorten

Als jong kind, ik denk dat ik een jaar of vijf was, ging ik met mijn
vader kijken naar een tentoongestelde walvis. Een onwaarschijnlijk
groot beest dat op een trein lag uitgestald. Het was het grootste
zoogdier ter wereld werd verteld. Daarnaast stond een klein glazen
kistje met daarin een opgezette spitsmuis; het kleinste zoogdier ter
wereld. Het is natuurlijk frappant dat twee zo uiteenlopende dieren
eigenlijk volgens een zelfde mechanisme zijn gebouwd. Biochemisch
gesproken zijn ze waarschijnlijk nauwelijks van elkaar te
onderscheiden maar de opbouw van de wervels, ribben, kop en hersenen
en het zogen van de jongen zijn volstrekt vergelijkbaar. En als je je
dan beperkt tot de zoogdieren dan zie je wat een onwaarschijnlijke
uiteenlopende vormen er zijn en vooral ook zijn geweest. Ergens in een
grijs verleden is deze grondvorm ontstaan en was kennelijk verdomd
stabiel in ieder geval stabiel genoeg om de enorme diversiteit aan
zoogdiersoorten te laten ontwikkelen. Zoogdieren ken je in alle maten
en soorten, de kleinste de spitsmuis en de grootste de walvis, maar
daar tussenin allerlei afmetingen, habitats, voedingsgewoonten. In de
lucht, een zeer succesvolle soort, de vleermuis en in het water
allerlei walvissoorten en natuurlijk op het land en onder de grond.
Hoe zou dat proces nou zijn gegaan van soortontwikkeling die zich
natuurlijk niet beperkt heeft tot de ontwikkeling van de zoogdieren,
uiteindelijk maar een heel kleine vertakking aan de ingewikkelde boom
van levensvormen, maar voor ons mensen wel het meest aansprekend omdat
gelijkenis en afmetingen ons het meest aanspreken. Je kunt aannemen
dat de ontwikkeling van de andere organismen volgens de zelfde lijnen
plaatsvond of het nou de insecten, de bacteriacae of de voorlopers van
de genoemde organismen betreft. Maar de zoogdieren als pars pro toto
lijkt me een aardig gedachtenmodel.

Graag beschouw ik een soort als een verzameling van sterk op elkaar
gelijkende individuën. Dat heb ik niet zelf bedacht maar heb ik ooit
ergens gelezen. Wij mensen zijn, afgezien van één-eiïge tweelingen
allemaal verschillend en we herkennen die verschillen direct wanneer
we elkaar ontmoeten, maar dat zelfde geldt in min of meerdere mate
voor bijvoorbeeld virussen, beacteriën en noem maar op. En die kleine
verschillen zijn nou net zo belangrijk in de ontwikkeling van de
soorten. Vanuit zo'n basisconcept van een soort wordt de buitenwereld
benaderd. Een buitenwereld is geschikt voor de soort en kan dat in
meer of mindere mate zijn. Mooi voorbeeld is de wolf. Het is bekend
dat de wolven die in verschillende streken leven er vaak heel
verschillend uitzien. Afhankelijk van de kleur van de omgeving zijn
wolven donker of licht. Hoe dat komt is eigenlijk heel simpel te
verklaren. In een lichte omgeving zijn de lichtstgekleurde wolven in
een groep het meest succesrijk in het camoufleren en zullen gemiddeld
wat vaker een prooi verschalken en daarmee het voortbestaan van
zichzelf en hun jongen zekerder stellen. Het is geen absoluut
verschil, maar ze zijn in het voordeel. Ook hun nakomelingen kennen
weer variatie en langzaam maar zeker ontwikkel zich via het proces een
variëteit van de wolf die het best is aangepast aan deze habitat. Dit
is eigenlijk het grondbeginsel van het Darwinisme, the survival of the
fittest, hetgeen betekent de overleving van degene die het best past,
die dus het best is aangepast aan de levensomstandigheden. Er zijn ook
wolven die in waterrijke gebieden leven en daar heeft zich op de
zelfde Darwinistische wijze binnen de mogelijkheden van variatie een
soort ontwikkeld die beter kan zwemmen door bredere poten met vliezen
tussen de tenen.

Ook bij mensen zijn voorbeelden te noemen. Oliver Sachs heeft een
prachtig boek geschreven over het eiland der kleurenblinden; een
eiland in Oceanië waar het de gewoonte was om met nachtvissen het
voedsel te vergaren. Op dat eiland kwam kleurenblindheid veel vaker
voor dan gemiddeld in de menselijke populatie; het was kennelijk op de
één of andere manier een voordeel geweest om kleurenblind te zijn. De
reden bleek gelegen in het nachtvissen; daarin zijn kleurenblinden in
het voordeel en daardoor succesvoller in de visserij en daardoor
grotere overlevingskans in tijd van schaarste of gewoon rijker en
daarom in staat een groter aantal nakomelingen te onderhouden. Dat
proces over de paar duizend jaar dat deze eilanden bewoond zijn is
kennelijk voldoende.
Ook is sikkelcelanemie zo'n voorbeeld van natuurlijke selectie.
Sikkelcelanemie is op zich een akelige aandoening, maar doordat deze
patiënten minder makkelijk aan malaria lijden zijn ze in
malariagebieden in het voordeel. In sommige gebieden heeft wel 20% van
de bevolking sikkelcelanemie. Emigreer je dan naar het kille Noorden
c.q. Westen dan heb je daar veel last van.

In dat proces van soortontwikkeling speelt natuurlijk de tijd een
grote rol maar ook ingrijpende gebeurtenissen. Stephen Jay Gould heeft
daar fantastische dingen over gezegd. Essentieel in soortontwikkeling
is natuurlijk de continuïteit van informatie zoals die is vastgelegd
in het DNA. Hoewel ik ontken dat DNA een rol heeft gespeeld in de
aanvankelijke ontwikkeling van het leven is het natuurlijk wel zo dat
bij de differentiatie van het leven juist de continuïteit van
informatie, het vasthouden van de eigenschappen van de soorten in de
vorm van het DNA cruciaal is. En dan zie je bij die zelfde zoogdieren
toch weer fascinerende zaken als het niet gelijk zijn van het aantal
chromosomen. In de ontwikkeling van de soorten hebben aldus Gould
grote veranderingen plaatsgevonden die zich handhaafden, waarna weer
differentiatie mogelijk was. Hoewel vissen en reptielen en zoogdieren
allemaal gewerveld zijn is er toch ergens iets ingrijpends gebeurd
waardoor zij zich duidelijk van elkaar onderscheiden; beschouw het als
een vertakking in de boom van het leven. Alle leven begint ergens in
de stam (over de wortels van de boom komen we later te spreken),
waarin DNA de rol van continuïteit van informatie op zich neemt en
daarna vindt de differentiatie plaats. hiervan zijn prachtige
plaatjes. Ik zal er één van Internet plukken.
Wat die ingrijpende gebeurtenissen waren en hoe die zich konden
handhaven is althans voor mij een raadsel, maar het vormt een prima
verklaring voor het ontstaan van "de grote stappen" in de ontwikkeling
van soorten.
De biologen hebben daarvoor allerlei termen bedacht die samenhangen
met de plaats van de vertakking. De hoofdstam en daaruit de takken dan
de fijnere vertakkingen en voortgaand daarop de ondersoorten als de
fijnste takjes. Ik zie deze differentiatie altijd voor me als een
mega-gigantisch netwerk van in de tijd aan elkaar verbonden individuen
die een groot holistisch netwerk vormen en waarbij ieder individu een
knoopje in dat netwerk vormt. En dat netwerk beperkt zich daarbij niet
tot de dieren maar houdt ook de micro-organismen in zich. De boom kent
een duidelijke ontwikkeling en kent stadia in de tijd. In deze weblog
ga ik proberen om de ontwikkeling van deze levensboom te schetsen, te
beginnen met "the origin of life".

28 april 2005

Irresistable Theo

Deze koude maar wel droge donderdag 28 april vrijaf genomen om nog een beetje bij te komen na de afgelopen hectische weken. Na het ontbijt op de fiets en richting Lage Vuursche. In de Lage Vuursche bij "Jan" een broodje kroket gegeten en kennis gemaakt met "irresistable Theo", een 89-jarige buitengewoon vitale, maar kennelijk ook nog viriele man. Hij zat aanvankelijk met twee mannen te praten over wandelen en met name de vierdaagse. Op een zeker moment had hij het erover dat hij op z'n tachtigste nog de vierdaagse had gelopen. Ik dacht eigenlijk dat hij pas een jaar of 65 hooguit 70 was, maar op mijn vraag antwoordde hij dat hij 89 was. Niet te geloven. En daarna richtte hij zijn volle aandacht op mij en vertelde vol trots een jonge vriendin te hebben; zij had mijn leeftijd, inderdaad vergeleken met hem bijzonder jong. Hij liet een foto zien van zijn geliefde en van zijn achterkleindochter. Hij had een paar wijze levenslessen zoals dat je in de liefde altijd moed moet betonen. En ook dat je nooit moet vinden dat je ergens te oud voor bent. Neuken deed hij op die leeftijd kennelijk nog steeds en met plezier. Daar had hij zijn vriendin ook op uitgezocht. "Op die leeftijd zijn de vrouwen meestal niet meer zo willig", daarom had hij pas na zorgvuldig overleg een vriendin gekozen. Na het overlijden van zijn echtgenote had hij direct belangstelling onder de vrouwen. Hij was echt een charmeur want toen er een paar jongere vrouwen, pakweg een jaar of 45 op het terras verschenen had hij al zijn aandacht daarop gevestigd. Schitterend! Nooit zal ik zijn uitspraak vergeten: "gaan we eerst biefstuk eten of eerst vrijen", nou aan z'n glimoogjes kon ik wel zien waar z'n voorkeur naar uitgaat. Ook vertrouwde hij me toe dat hij honderd gaat worden. Altijd perspectief houden is zijn motto. We verschilden nogal van mening over de gevolgen van het broeikaseffect. Hij verwachtte het nog wel mee te zullen maken dat Noord-Holland onder de zeespiegel zou verdwijnen en had daarom zijn Hoornse vriendin aangeraden om naar Soest te verhjuizen. Ik verwacht dat dat inderdaad zal gebeuren maar niet binnen honderd jaar, en dan doen ook mijn kiezen geen pijn meer.

Geïnspireerd door zijn uitspraken over moed heb ik Livius' de Zonen van Mars, de eerste decade van Ab urbe condita weer eens van de bibliotheek geleend. Ik heb Theo maar niet verteld over de moed van de Romeinen want hij was toch vooral geïnteresseerd in zijn eigen
verhalen. Ook heb ik het boek "Orde uit chaos" van Prigogine weer eens geleend.
Ik ben helemaal geïnspireerd door de Weblog om mijn gedachten over het ontstaan van het leven te formuleren. Nu ben ik bezig met allemaal gedachten die de uitwerking zijn van ordeningsprincipes en van ontwikkelingsprincipes zowel in de biologie als in de ontwikkeling van
de mens. Later ga ik naar het microscopische afdalen en tot slot naar het atomaire en moleculaire niveau om aan te geven dat de zelfde principiae in de ontwikkeling spelen. Het fractale karakter heeft mij ook het inzicht verleend hoe de "ontsteking" van het leven, de aanzet
plaats kon vinden. Het ligt allemaal besloten in de theorie van Kauffman en vindt haar
basis bij Prirogine. Alleen zijn die boeken zo ontzettend moeilijk te begrijpen.

Geheel onverwacht afgereisd naar Westwoud, naar m'n broer Jan en gezin. Eerst met nicht Ingeborg een rondje gereden in haar nieuwe auto. Ze heeft haar rijbewijs pas een paar weken maar ze rijdt als de beste en steekt zoals dat hoort tegenwoordig haar middelvinger op als dat zo te pas komt. Lekker met Jan achter de computer. Hij heeft een schitterende applicatie waarin je kunt scannen en opslaan en op woord kunt indexeren.

27 april 2005

Over de samenwerking tussen soorten

Natuurlijk kennen we allemaal het begrip eco-systeem waarin accenten
liggen op samenhang en onderlinge afhankelijkheid van soorten. Dat in
een eco-systeem de antilope naast de leeuw bestaat is inherent aan dat
begrip, maar van samenwerking in engere zin is geen sprake. Daarvan
zijn wel ontzettend leuke voorbeelden te noemen.
Mijn oudste dochter studeert biologie en oefende zo'n half jaar geleden haar praatje bij ons thuis, met beamer en PC. Zij had een overzicht van de nauwe samenwerking van soorten onderling waarbij een insect, i.c. de mier bescherming biedt aan een plant door belagers van
de plant (andere insecten) te verdrijven of te verorberen. Anderzijds biedt de plant bescherming oftewel een nestruimte aan de mierensoort en meestal ook voeding.
Een andere samenwerking die ik nog wel eens kan waarnemen op de ligusterstruiken in onze tuin is het houden van bladluizen door mieren. De mieren verzorgen de bladluizen en beschermen die ook tegen vraat door andere insecten. De bladluizen op hun beurt scheiden een
zoete vloeistof af die door de mieren als voedsel wordt gebruikt. Beide soorten varen er wel bij.
Die intimiteit van soorten gaat soms nog veel verder zoals bij de korstmossen die bestaan uit een nauwe symbiose van algen en bacteriën meen ik, in ieder geval van twee verschillende soorten. De intimiteit is daar zo groot dat je eigenlijk van een aparte soort kunt spreken. Kennelijk hebben de twee organismen de groei precies op elkaar afgestemd en is er sprake van symbiose, hetgeen toch meer inhoudt dan twee naast elkaar onafhankelijke soorten.
De meerwaarde van het wederzijds geven en nemen is in dergelijke gevallen gunstig voor beide soorten. Bij innige symbiose is dat evident.
Weer even terug naar de ontwikkeling van de mens. Na het jagerstadium ging de mens zich meer vestigen op een vaste lokatie. Hij ging minder op jacht en ging vee houden. Hij ging minder in het wilde weg verzamelen maar ging over op landbouw. Kortom er ontstond een zeer
intieme samenwerking tussen soorten tot wederzijds gewin. Koeien, of beter gezegd runderen, paarden, wolven, schapen, geiten, vogels, grassen/granen, vruchtbomen werden alle gedomesticeerd in de loop der tijd. De mens bood bescherming (net als die eerder genoemde mieren aan de gastheerplant) en eventueel voedsel in tijden van schaarste; de
verschillende gedomesticeerde soorten boden voedsel, trekkracht (paard en os) en beveiliging.(wolf, c.q. hond). De intensieve samenwerking van de soorten leidde tot beider voordeel waar het welzijn en aantal betreft. De mens kreeg daardoor ruimte voor differentiatie; in de
nederzettingen die ontstonden was ruimte voor invulling van gespecialiseerde werkzaamheden. Die lijn zet zich tot op heden voort, zij het dat de techniek langzaam maar zeker de functie van de samenwerking met dieren en planten heeft overgenomen.

Van stenen bijl naar de computer

Het is een fascinerende gedachte dat techniek in handen van de mens
voortdurend in staat is om zich zelf te veranderen. De eerste primaat
die de spreekwoordelijke steen oppakte om een noot te kraken of een
schaaldier kapot te slaan was de al even spreekwoordelijke grondlegger
van de techniek. Fascinerend vind ik vooral dat we door de toepassing
van de techniek in staat waren om de instrumenten steeds verfijnder te
maken. De eerste stenen die werden gebruikt door de primitieve mens
waren waarschijnlijk zo uit de natuur geraapt. Later werden deze
bijgewerkt en ontstonden de schitterende artefacten die zo bekend zijn
uit de musea. We spreken over de steentijd. Door toepassing van stenen
instrumenten ontstonden derhalve steeds verfijnder en meer op nieuwe
doelen afgestemde instrumenten. Daar waar de eerste instrumenten bij
wijze van spreke lompe stenen waren die slechts geschikt waren om
noten te kraken en een dier de kop in te slaan of bewusteloos te
gooien, daar ontstond de bijl door lompe stenen met andere lompe
stenen te bewerken. En allengs ontstonden de verfijnde messen die je
zelfs kon gebruiken om je baard af te scheren en om huiden te
bewerken.
De beheersing van het vuur is ook zo'n belangrijk punt in de
ontwikkeling van de mens. Eerst alleen maar om warm te blijven en
wilde dieren af te schrikken en allengs meer gebruikt voor de
bereiding van voedsel en later voor het maken van instrumenten van
keramisch materiaal.
Zo'n "ouderwets" vuur van brandende takken zie je nog slechts in de
open haard of bij een bosbrand. Dat zelfde vuur dat wij steeds beter
leerden te kanaliseren brandt nu in de cylinders van onze auto's, in
de generatoren van elektriciteitscentrales. De basis is nog de zelfde;
de beheersing van het vuur.
Als ik vrij fantaseer dan denk ik dat de primitieve mens eerst leerde
om het vuur gaande te houden na een bosbrand, veroorzaakt door de
bliksem. Later leerde hij, en dat was een reuzestap om het vuur zelf
te maken met wrijving en later door het laten ketsen van een
vuursteen.
Dat vuursteentje vind ik nou zo'n leuk item, dat in mijn latere
exposés ongetwijfeld nog aan de orde zal komen. Tot voor niet zo lang
geleden, en misschien zelfs nu nog, werd de wrijving met een
vuursteentje gebruikt om een gasvlammetje in een aansteker te doen
ontbranden. Ik herinner mij nog goed de stinkende benzine aansteker
van mijn grootvader. Daarmee wil ik illustreren dat zo'n alleroudste
methodiek soms altijd de beste blijft en zich handhaaft temidden van
allerlei moderniteiten als gasaansteker. Het vuursteentje is voor mij
een relict uit de eerste technische dagen van de mens.

De co-habitatie van de mens met de techniek

Als je nou eens in alle rust om je heen kijkt en de moderne mens
vergelijkt met die zelfde mens van pakweg 30 of 100 jaar geleden of
zelfs maar 10 jaar geleden dan valt toch vooral op hoe innig we
individueel zelfs zijn verknoopt met de techniek. Een polshorloge of
vroeger zo'n prachtige gouden knol op je borst om de tijd te kunnen
vaststellen is natuurlijk al veel langer onderdeel van ons bestaan.
Ook een bril, voorzien van steeds betere lenzen bepaalt al meer dan
een eeuw de individueel getorste techniek. Maar tegenwoordig is toch
de GSM met zijn steeds maar toenemende functionaliteit een verlengstuk
van de mens als individu geworden. Destijds vond ik de portable PC
zo'n schitterende vinding en ik weet nog dat ik met een loodzwaar
apparaat in de trein naar Luxemburg ben gereisd en daar ergens op een
bankje gedurende een half uur (want toen waren de batterijen al leeg)
wat aan een stuk heb zitten werken. Het gaf me een heerlijk gevoel van
vrijheid dat je zomaar ergens in het groen, omringd door vogelgeluid
en de natuur toch met zo'n geavanceerd apparaat als een computer kon
werken.
Ook de walkman en later de diskman vond ik schitterende uitvindingen
waarmee je de omgeving kon kiezen bij je activiteiten dus wandelen met
een symphonie van Mahler op je hoofd en werken op een bankje in de
natuur.
Maar de GSM kwam en biedt de mogelijkheid om altijd en overal met
iedereen te praten, te communiceren. En dan natuurlijk Internet;
vanuit iedere plek in de wereld, vanuit een Internet café kun je
mailen, of praten en foto's uitwisselen. En de techniek staat niet
stil: de GSM kan fotograferen, mp3'tjes afspelen, Internet toegang
verlenen en wie weet wat de techniek nog meer voor ons in petto heeft.
Als je dat vergelijkt met de opkomst van de techniek gedurende de
industriële revolutie. Grote apparaten, aangedreven door stoommachines
die met grote brede drijfriemen met elkaar verbonden waren. Vies,
lawaai, lange werkdagen binnen bedompte en stinkende fabrieken.
De teneur van mijn verhaal moet vooral zijn dat het samen met elkaar
gaan van techniek en de mens zo heel geleidelijk tot zoveel harmonie
en meerwaarde heeft geleid. Denk eens aan een astronaut die, verbonden
met een lifeline aan het ruimteschip vrij zweeft in de meest vijandige
omgeving die je maar kunt denken: de vrije ruimte. Door de intensieve
samenhang van mens en techniek kan deze barriëre overwonnen worden. En
waar zal zij verder nog toe leiden?

De Hoge Venen

De foto is gemaakt eind januari 2005 ergens op de Hoge Venen, een
prachtig maar toch vooral onbekend gebied vlak over de grens bij
Limburg. Het gebied ligt op een behoorlijke hoogte (het hoogste punt
van België ligt op de Hautes Fagnes) en heeft daardoor wat arctische
trekjes. 's-Winters ligt er vaak een dik pak sneeuw en is het er
aanzienlijk kouder. Een webcam ( http://www.wirtzfeld.be/blog/webcam ) je toegang via Internet om te checken of er sneeuw ligt.

Winter op de Hoge Venen

Op 26 januari 2005 bezocht ik de Hoge Venen op de grens van België en Duitsland