Vanmorgen hoorde ik een paar jonge mensen praten van beneden uit en, nieuwsgierig als ik ben moest ik daar toch even het fijne van weten. Er stond een zestal, in actief oranje werkpakken gekleden jonge vrouwen en één jonge man, onder leiding van een oudere eveneens in actief oranje geklede meneer wat wilde groeiend gewas van tussen de tegels te schrapen. De natuur dient haar plaats te kennen. Het volkje deed dat wat onwennig; wel van goede wil maar vast (nog?) niet erg ervaren met het tuinlieden vak. Allen gewapend met een schoffel waren ze druk bezig zonder al te veel resultaat maar al vrij snel vertrok het span weer. De oudere heer zeulde een mand met ontworteld groen met zich mee naar de wagen waarin het hele span plaats nam en vertrok. De stoep voor ons portiek was nog steeds met een fors groen tapijt bedekt, dus wat ze daar nu hadden uitgevoerd was me een raadsel. Het geheel deed mij sterk denken aan het eerste hoofdstuk van het boek: "De komst van Joachim Stiller", van de pen van Mülisch meen ik. O nee, schande, het is van mijn voorheen zo favoriete schrijver Hubert Lampo met zijn vaak wat wonderlijke vertellingen. Daar begint het verhaal met een stel heel bijzonder geklede werkers die de straat open breken en die even later ook gewoon weer herstellen zonder iets te hebben uitgehaald. Dat was met mijn oranje geklede volkje wel iets anders getuige de mand met groen die door de oudere meneer werd afgevoerd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten