24 juli 2011

De pijlstaartrups

Prachtige foto van de pijlstaartrups. Foto Hans van Zummeren
In mijn jeugdjaren kwam hij ontzettend veel voor, de pijlstaartrups. Hij leefde op de liguster; door zijn enorme afmeting en de daarbij behorende drollen kon je hem makkelijk opsporen. Wij kinderen keken onder de ligusterstruiken gewoon of er van die drollen lagen en daarboven vond je de veelvraat. Een prachtige grote groene rups met wat lila zijstrepen en als duidelijk kenmerk de stekel achterop zijn lijf. En dan lag er hier eentje dood op de rijweg. Gelukkig niet plat gereden door passerend verkeer maar vooral als rijke voedselbron voor de mieren.
Dode pijlstaartrups op het plaveisel
En mieren vormen voor mij de oorspronkelijke interesse voor insecten. Ik had een gipsnest met daarin een kolonie Formica Fusca, de zwarte bosmier. Die kolonie voedde ik bij voorkeur met biinnengevlogen insecten die ik met een krant voorzichtig had doodgeslagen. De kolonie floreerde daar overigens zo bijzonder goed op dat ik haar in de tuin van Roos heb moeten vrij laten. Matig voeren is de wijze waarop groot mierenkenner Rudolf vH zijn vele koloniën in de hand weet te houden, maar dit ter zijde. Tîjdens een wandeling had ik een dode, dikke rups gevonden, geen pijlstaart overigens. Die heb ik thuis in stukjes gesneden en in de vriezer bewaard als voer voor mijn kolonie. Tot mijn verbazing bleek bij ontdooien dat die rups uit vrijwel louter vet bestond dat werd uitgevroren en bij ontdooien een plasje vormde. 
Het is toch een wonder van die insectenwereld dat zo'n huls van spier en huid, voorzien van kop en ingewand door het enorme vraatvermogen gevuld word met vet dat uiteindelijk als bron van energie en bouwstoffen voor de uiteindelijke vorming van het insect, tijdens het proces van de metamorfose, wordt gebruikt. 
Het is één van de vele "wonderen" der natuur waar wij als mensen door gefrappeerd worden; als we ons dat maar realiseren.

Geen opmerkingen: