29 april 2020

Een scheutje azijn

Raapstelen en postelein waren twee groentes die ik in mijn jonge jaren nooit had gegeten. Pas toen ik met Lien was, kwamen die op tafel. Van postelein ging zelfs een verhaal rond in de familie. Opa ten Brink, de vroeg overleden vader van mijn moeder - moeder was pas 9 jaar oud - was dol op postelein. Oma maakte het wel, maar het stonk gronderig en smaakte vreselijk aldus de familieverhalen. Maar toen Lien het maakte vond ik het heerlijk met die wat zurige nasmaak. Maar ook Anneke was er niet gek op; dus als ik het wilde eten maakte ik het alleen voor mezelf.
Ook over die raapstelen heb ik een verhaal. Lien kon dat heerlijk klaar maken, maar ik wist niet wat er allemaal doorheen ging. Toen ik op een keer zag dat ze er een scheut azijn doorheen deed had ik echt het gevoel dat ze het maal had verpest en werd zo boos dat ik zelfs de deur uit ben gelopen geloof ik. Toen de boosheid was gezakt heb ik toch maar van die "verpeste" raapsteeltjes gegeten en tot mijn schande smaakten ze verrukkelijk! Lien kon ook zo lekker koken.
Maar de raapstelen die zijn er altijd in het vroege voorjaar, nu dus. Ik had ze al zien liggen bij de groenteman, maar tot mijn verbazing als enorme struiken die qua formaat meer van kroppen andijvie dan van de kleine bosjes raapstelen weg hadden. Ik vond het ook niet bijzonder eerlijk gezegd. Maar Theo heeft van die heerlijke knapperige kleine struikjes staan en daar heb ik alweer heerlijk van gegeten. Ik at ze gewoon als salade, maar vandaag heb ik me maar weer eens op de stamppot raapstelen gestort en eerst puree gemaakt van nieuwe aardappelen, klontje boter en wat melk. Een enorme berg van dat geitenvoer er doorheen geroerd en laten slinken. Uitgebakken spekjes maakten het compleet. Maar ook ... een scheutje azijn!

Geen opmerkingen: