09 april 2013

Athene Palace Boekarest

Een intrigerend boek van de hand van een intrigerende vrouw: R.G. Waldeck. Zij leefde van de negentiger aren van de negentiende eeuw tot 1982.
Het verhaal begint in 1940 op de dag dat Parijs viel tijdens WO II; ze was journaliste met een Amerikaans paspoort. Ze beschrijft het verloop van de oorlogshandelingen vanuit het Grand Hotel Athenée Palace in het centrum van Boekarest alwaar alle betrokken nationaliteiten op de één of andere wijze vertegenwoordigd zijn, de Nazi's in het bijzonder. Ze geeft daarbij een verrassende inkijk in de gebeurtenissen op elk niveau; vanuit Europees perspectief, lokaal perspectief en ook vanuit het perspectief van de betrokken personages met al hun sterktes en zwaktes. Door haar persoonlijke charme en journalistieke vakbekwaamheid komt ze met vrijwel iedere speler in aanraking; net als Lanny Budd tijdens WO I en II, maar dan in het echt.
Het ging om nogal bijzondere gebeurtenissen in dat voor-oorlogse, exotische oord Roemenië, een land bevolkt door de nakomelingen van Romeinse soldaten en Dacische vrouwen; de Dacische mannen werden destijds systematisch uitgemoord, daaraan heeft Roemenië  dan ook zijn naam te danken en haar romaanse taal temidden van de Slavische talen; volgens zeggen ligt de roemeense taal dichter bij het vulgair Latijn dan de huidige Italiaanse taal.
Rond 1940 was Roemenië  een stuk groter dan heden; dat had zij te danken aan de herverdelings-politiek van het Oostenrijks-Hongaarse rijk dat na WO I, in 1918 in stukken gescheurd werd. Het gebied met de geheimzinnige naam  "Transsylvanië" (land van Dracula) werd speelbal van de krachten die in dat stuk van de Balkan werden uitgeoefend; Rusland (lees Stalin), Hongarije en Bulgarije roken hun kans om het zwakke Roemenië te grazen te nemen; Hitler speelt een dubieuze rol. De operettekoning Carol II en zijn minnares doen me sterk denken aan het echtpaar Ceaucescu dat het land na WO II op onnavolgbare wijze hebben geteisterd.  Op het cruciale moment heeft de "koning" geen idee wat hij moet doen in de zelf veroorzaakte ellende. Ik zag toen ik dat las de televisie beelden weer voor me van Ceaucescu in vertwijfeling stamelend aan het duidelijke einde van hun macht.
Maar vooral Waldecks' beschrijving van de persoonlijke drijfveren van politici waaronder Hitler en zijn Roemeense consorten, de willekeur van veel belangrijke politieke beslissingen; ze analyseert het genadeloos en scherp. Het griezelige gevoel dringt zich bij mij op dat dit gekonkel van alle tijden is en daarbij dan ook dat het heden waarschijnlijk niet veel anders is. Ik zoek parallellen in het heden.
Maar dit boek is in ieder geval een aanradertje.

PS Voor mijzelf moet ik een citaat uit dit bijzondere boek (waarvoor dank Roos!) vastleggen. Het betreft een interview dat Waldeck zelf ook van groot belang acht want ze heeft er veel aandacht aan gegeven. Zij ontmoet in de lobby een generaal, een heer met grote eruditie en een objectiviteit die je misschien niet zou verwachten van een Duitse leger officier op veldtocht. Zij noemt hem "das Hohe Tier", de hoge ome. Hier de dialoog tussen de twee (pagina 262):

Ik vernam dat de Hohe Tier zeer belezen was op het gebied van Duitse en Franse literatuur .....
"Weet u wat het met u en mij is," zei hij, "wij zijn allebei van die verdomde liberalen. Wij hebben altijd begrip voor het standpunt van de ander en haten niemand. Dat is heel slecht." Vervolgens zei hij op samenzweerderige toon: "Weet u, ik begrijp zelfs Nazi's. Ik bedoel dan de echte nazi's, zij die niet begrijpen maar geloven." En hij vertelde me over een van zijn adjudanten die in Vlaanderen aan zijn verwondingen was bezweken. Tijdens zijn laatste momenten was de Hohe Tier bij hem gebleven en had de adjudant het over zijn nazi-overtuigingen gehad. De Hohe Tier zei, nog steeds verbijsterd: "Hij had het over de Völkische Beobachter en over Alfred Rosenberg. Het klonk mij allemaal als gewauwel in de oren. Maar hij geloofde erin, leefde en stierf voor zijn geloof. Hij was een groot soldaat."

Alfred Rosenberg, de figuur die zo prominent wordt beschreven in het boek van Irving Yalom, "Het Spinoza probleem". 

Geen opmerkingen: