29 augustus 2016

Gods filosofen

Gisteravond, toen ik de oververhitte flat enigszins had af kunnen koelen door alles tegen elkaar open te zetten kroop ik in bed; aanvankelijk om de luikjes te sluiten na de toch wel enigszins vermoeiende reis van het Sauerland naar huis en de dagen wandelen, maar al snel om lekker verder te gaan lezen in het boek "Gods filosofen" van James Hannam. Dit boek zou ik zelf niet zo snel ter hand hebben genomen ware het niet dat Roos het op mijn naam bij de bieb had besteld en ik het als lettervreter natuurlijk niet kon laten om het in te kijken; het boeide mij onmiddellijk en ik kon maar moeilijk stoppen. Dat was vlak voordat we naar Winterberg vertrokken en het boek lag dan ook open geslagen op m'n bed om verder te lezen.
Het boek heeft als ondertitel: "hoe in de middeleeuwen de basis werd gelegd voor de moderne wetenschap" en het was vooral die ondertitel die mij tot lezen dwong, en terecht! Het staat vol met wetenswaardigheden over hoe de eerste in het westen bekende natuurfilosofen, de Griekse, met name Aristoteles maar ook Euclides en Archimedes en nog enkele het denken over de natuur beïnvloedden in de middeleeuwen.
Het is fascinerend om te zien hoe vanuit de universiteiten die aanvankelijk werden gesticht om de intelligentia op te leiden tot latere functies binnen de katholieke kerk ook tot inzichten op het gebied van de natuurfilosofie kwamen. Vanuit een diep geloof in de bijbelse teksten probeerde men gods grootheid en harmonie op de een of andere manier te bgrijpen; magie en mysterie maakten meer en meer plaats voor een zekere vorm van begrijpen zonder dat daarbij het geloof wankelde, althans dat was in het algemeen de gang van zaken.
De heden toch wel sterk gevestigde mening dat kerk en wetenschap elkaar van meet af aan dwars hebben gezeten wordt in dit boek ontzenuwd. Een uitspraak die mij nogal frappeerde is van de hand van de kerkvader Augustinus (pag. 340): citaat: gewoonlijk weet zelfs een niet-christen iets over de aarde, de hemel en de andere elementen van deze wereld, over de bewegingen en banen van de sterren en zelfs over hun afmetingen en posities ten opzichte van elkaar [....] Welnu, het is een schandelijke en gevaarlijke zaak als een ongelovige een christen, die zogenaamd de betekenis van de heilige schrift geeft, over deze onderwerpen onzin hoort verkondigen en we zouden alle middelen moeten gebruiken om een dergelijke gênante situatie te voorkomen waarin de mensen bij een christen een geweldige onwetendheid zien en er minachtend om lachen.
Hiermee wordt door een van de oorspronkelijk denkers uit de christelijke wereld een lans gebroken om te onderzoeken hoe de natuur in elkaar zit en niet om vast te houden aan onhoudbare doctrines.
Ik vond het schitterend om te lezen hoe de mensheid al worstelend met de moeilijk te begrijpen buitenwereld met als richtsnoer de oude overlevering in de vorm van de Griekse klassieken en de heilige boeken beetje bij beetje tot begrip komt. Een fraaie afsluiting vind ik de vergadering waarin besloten werd hoe de bezigheden van de beoefenaren van deze nieuwe tak aan het gedachtengoed van de mensheid gemunt zou worden; in 1833 werd vastgesteld dat dit het woordt "scientist", wetenschapper zou worden. En dat begrip hanteren we nog steeds; ik ben er trots op dat ik mijzelf ook zo mag noemen en doe dat met heel veel respect naar al die mensen die in die moeilijke beginjaren het ontrafelwerk ter hand hebben genomen. Het heeft onze beschaafde wereld overigens bepaald geen windeieren gelegd hoewel ik daar ook wel kanttekeningen bij geplaatst heb.


Geen opmerkingen: