01 december 2010

Mijn grootvader Evert van Elven

Naar deze opa ben ik vernoemd; intimi noemen mij ook Evert of zelfs Eef. Mijn moeder vond het geen mooie naam en heeft mij vanaf mijn geboorte mijn roepnaam Ferry gegeven. Evert is een echte familienaam die al enkele generaties van grootvader op kleinzoon is overgegaan net als de familienaam Hendrik, de geboortenaam van mijn vader Henk en van mijn zoon Hugo.
Van de jeugd van mijn grootvader weet ik eigenlijk vrijwel niets. Hij is geboren in Nijkerk als tweede zoon van mijn overgrootmoeder Heintje Monfrans die al een voorkind had, een halfbroer van mijn grootvader dus die wel is geëcht door mijn overgrootvader.
Hoe zijn jeugdjaren verliepen weet ik echt niet. De binding met Nijkerk heeft hij altijd gehouden. Maar ergens in die jeugdjaren is het gezin van mijn overgrootvader naar Zaandam verhuisd. Overgrootvader Hendrik heeft daar een onderming gedreven als borstelfabrikant. Evert is al jong aan het werk gegaan, waarschijnlijk zo met 12 jaar; hij heeft het vak van drukker beoefend. Daarvoor moest hij een uur naar het werk wandelen en dus ook een uur terug en de werkdagen logen er ook niet om in die tijd. Maar dat vak heeft hij met genoegen uitgeoefend. Totdat hij verkering kreeg met een meisje uit Oostzaan, Sientje Onrust. Haar vader had een eigen zaak, een fabriekje dat "gloed" en warm water produceerde en verkocht. Ik schreef daar al eens een bloggie over. Deze man vond dat een schoonzoon toch minstens "eigen baas" moest zijn en geen loonslaaf. En zo kocht mijn grootvader een melkzaak in Amsterdam. Een paar anecdotes heeft hij uit die tijd verteld zoals dat hij boter verkocht in drie prijsklasses maar dat ze van de zelfde bron kwamen. En toch proefde men verschil; zelfs iemand die het financieel niet breed had nam de duurdere terwijl hij vertelde dat de goedkopere ook prima boter was. Ook vertelde hij dat Sientje een keer heet water over haar benen had gekregen en dat hij haar zo in een ton met melk zette om snel af te koelen. Maar het was vooral een drama voor hem; hij had er jaren later nog nacht merries van. Hij reed namelijk ook rond met een melkkar en in die tijd had je nog geen onderlinge afspraken met andere melkboeren. Dus was de concurrentie moordend. Dan kwam hij op drie hoog met de bestelling en dan zeiden ze: "ach boertje, nog drie eitjes graag". En dan kon hij weer naar beneden en hij was zo'n trotse man. Hoe lang hij het daar heeft uitgehouden weet ik niet, maar ze zijn waarschijnlijk op hangende pootjes terug gekomen naar Zaandam en daar heeft hij de zaak van zijn vader, de borstelfabrikant overgenomen. Hoe dat allemaal gegaan is weet ik niet maar het heeft de relatie tussen schoondochter Sientje en haar schoonvader geen goed gedaan. Maar daar had mijn overgrootvader-vrijbuiter waarschijnlijk volledig lak aan. Hij heeft vanaf zijn zestigste niet meer gewerkt!
Mijn grootvader wel. Het was geen makkelijke man en nogal conservatief; hij heeft het zaakje altijd in zijn eentje gedreven en heeft er goed van kunnen leven. Het kleine huisje aan de Czaar Peterstraat nr. 60 wekt nog steeds warme herinneringen bij me op. De witte bank in de tuin met kiezels, het perzikboompje dat gerooid werd toen ik een jaar of tien was en waarvan ik zelfs nu nog het stammetje in mijn bezit heb; de schuur waarin mijn opa werkte en waarin hij zijn voorraad had.
Hij was een echte opa; rook altijd naar tabak; ik mocht bij hem op schoot zitten en hij deed damespaard/herenpaard met me; ook had hij me wijs gemaakt dat er een vogeltje in de binnenzak van zijn colbertje zat.
Hij was altijd aan het werk; veel van de borstels maakte hij zelf en hij verkocht zeemlappen, bezems borstels en dergelijke aan winkels zo globaal in de grote polders boven het noordzeekanaal. Ik ben wel eens met hem meegeweest als klein kind en kan me nog de plaats Stompetoren herinneren. Als ik dan in de auto op hem moest wachten duurde het me veel te lang. Misschien was ik een jaar of acht toen.
Zo rond zijn zeventigste is hij helemaal gestopt met het produceren van borstels. Er was een dropfabriek die in de machines bepaalde, zeer specifieke borstels nodig had en die maakte mijn opa nog met de hand. Hij vroeg er steeds meer voor, want hij wilde er van af geloof ik. Maar op zeker moment is hij er toch mee gestopt. Hij was ook altijd met het huis bezig; schilderde het zelf, knapte het op, heeft het zelfs verbouwd.
In de oorlog heeft hij voor mijn vader onder de vloer van het huis een schuilplaats gebouwd; die heb ik nooit gezien, maar misschien was die ook wel  weer weg.
Ik heb hem lang mee mogen maken. Toen ze echt bejaard werden gingen ze naar een bejaardenwoning. Daar hebben ze niet zo lang gewoond; oma begon te dementeren, werd ziek en stierf. Opa werd slecht ter been en ging uiteindelijk naar een bejaardenhuis met volledige verzorging. In die tijd kwam ik niet zo vaak meer bij hem, maar mopperen deed hij nooit. Anneke en ik zijn nog bij hem langs geweest met de kleine Joke. Er is een foto waarop hij staat terwijl hij heel onhandig Joke op zijn schoot heeft. Dat was rond kersttijd 1982 denk ik. Enige weken later kwam ik bij hem langs ergens vroeg in de avond. Hij lag al in bed, maar hij vond het fijn dat ik langs kwam. Hij moest even zijn gebit in doen en we hebben nog met elkaar gesproken. Dat was de laatste keer. Vlak daarna had hij een attack en niet veel later is hij heengegaan.
Ik denk nog met warmte aan hem terug.

Geen opmerkingen: