Een goede kennis van mij organiseert op 29 december een bridgedrive bij hem thuis onder de titel: joelfeest. Vandaag stuurde hij informatie over de oorsprong van dit feest dat nog stamt uit de pré-christelijke tijd. Degenen die mij enigszins kennen weten dat ik een agnost ben, althans niets heb met "de kerk" en haar gedachten. Overigens ben ik wel sterk onder de indruk van alle culturele producten als muziek en bouwkunst die onder invloed van "het geloof" tot stand zijn gekomen. Ook vind ik het lijdensverhaal zodanig aangrijpend dat ik altijd weer een brok in mijn keel voel bij de Matheus Passion van JS Bach en daarover ook geen blasfemische opmerkingen duld. Maar goed, het joelfeest. Mijn kennis meldde daarover het volgende:
Vandaag, 21 december om 23.38 uur, staat de zon boven de Steenbokskeerkring op het Zuidelijk halfrond. Hij is dan het verst van ons verwijderd. Dat betekent de kortste dag en de langste nacht. Na vandaag gaan de dagen dus weer lengen, een feestelijk gebeuren!
Germaanse gebruiken
Onze voorouders, de Germanen, vierden dat uitbundig. Het heette het Joel -feest (Jegwla). (Engels: Yule, Duits/Scandinavisch: Jul)
Het Jegwla werd niet op de kortste dag zelf gevierd, maar tijdens de eerstvolgende volle maan.
Het Jegwla is zowel een dodenherdenking als een vruchtbaarheidsfeest. Niet zo vreemd, als je bedenkt, dat het zowel het einde van de oude, als het begin van de nieuwe jaarcyclus markeert.
Mythologie
De zon vlucht weg, omdat de reuzenwolf Fenrir (de zoon van Loki, god van het kwaad, en de reuzin Angeboda) hem wil verslinden. Pas als Wodan er in slaagt om Fenrir te verjagen komt de zon terug. Wodan doet dat met de zwarte ruiters, de geesten van onze voorvaderen, die hem helpen in de strijd tegen Fenrir. Alleen op de kortste dag komen deze geesten uit de onderwereld te voorschijn. Dat verjagen gebeurt met veel lawaai. Wodan had een lange witte baard en reed op de achtbenige schimmel Sleipnir.
Germaanse gebruiken
Onze voorouders, de Germanen, vierden dat uitbundig. Het heette het Joel -feest (Jegwla). (Engels: Yule, Duits/Scandinavisch: Jul)
Het Jegwla werd niet op de kortste dag zelf gevierd, maar tijdens de eerstvolgende volle maan.
Het Jegwla is zowel een dodenherdenking als een vruchtbaarheidsfeest. Niet zo vreemd, als je bedenkt, dat het zowel het einde van de oude, als het begin van de nieuwe jaarcyclus markeert.
Mythologie
De zon vlucht weg, omdat de reuzenwolf Fenrir (de zoon van Loki, god van het kwaad, en de reuzin Angeboda) hem wil verslinden. Pas als Wodan er in slaagt om Fenrir te verjagen komt de zon terug. Wodan doet dat met de zwarte ruiters, de geesten van onze voorvaderen, die hem helpen in de strijd tegen Fenrir. Alleen op de kortste dag komen deze geesten uit de onderwereld te voorschijn. Dat verjagen gebeurt met veel lawaai. Wodan had een lange witte baard en reed op de achtbenige schimmel Sleipnir.
Ook de Germanen maakten veel lawaai, dat diende om de boze geesten, die met de vooroudergeesten op de kortste dag te voorschijn kwamen, weer te verdrijven.
Om Wodan gunstig te stemmen brachten de Germanen offers, ook aan het paard Sleipnir. Aan het begin van de winter waren dat oogstoffers, zoals wortels, granen, vruchten en hooi. Deze werden in sokken, laarzen of klompen gestopt en bij de stookplaats gelegd. Dieroffers (bijv. everzwijn) werden ook gegeven.
Ook had Wodan een donkere' helper, met namen als Eckhart en Oel, die door hem in toom werd gehouden. Tijdens Wodans nachtelijke tochten zou Oel door rookgaten hebben gekeken om de offers te keuren.
Hedendaagse restantenDe zwarte ruiters kennen we nu nog: in Sverige rijdt op 26 december een wilde stoet met zwarte ruiters onder leiding van Trond (met lange baard, net als Wodan) naar een rivier. Op de Waddeneilanden trekt op 12 december een wilde stoet, angstwekkend verkleed en op hoorns blazend door de straten: het sunderklazen. Ook Sinterklaas heeft een lange witte baard en rijdt op een schimmel. Ook offers vinden we nog steeds terug, o.a. In sinterklaasliedjes, met name voor het paard. De granen vinden we terug in pepernoten en taai-taai., dieroffers kennen we thans in de vorm van marsepeinen varkens . Ook de zwarte pieten vinden hun oorsprong in dit Germaanse gebruik, zij het dat de rode lippen en het kroeshaar van later tijd moeten zijn.
Het lawaai maken zien we terug in het woord 'joelen', eng: yelling, duits: johlen en in het blazen op midwinterhoorns in Twente en in het vuurwerk.
Op de eerste dag van Jegwla werden dronken uitgebracht op de overledenen (vergelijk allerzielen) en op de goden, om een verbond met hen te sluiten. Dat lijkt erg op het hedendaagse toasten op oud jaar!Tijdens het Jegwla werden ook eden gezworen (vergelijkbaar met onze nieuwjaarsvoornemens) met de hand op een wild zwijn. Dit zwijn werd daarna geofferd aan de god Freyr, van de vruchtbaarheid. (nog steeds worden met sinterklaas marsepijnen varkens gemaakt en in Sverige eet men om deze tijd everzwijnen van koek)
Er werden offers aan de goden gebracht, die onder een versierde naaldboom (eeuwig groen) werden gelegd. Het blijvend groen was een symbool voor vruchtbaarheid. De Germanen hadden geen boom in huis, maar wel groendragende takken (hulst ed). Ook gaven ze elkaar geschenken, wat weer een goede oogst garandeerde.
De avond voor het Joelfeest vierden de Germanen 'Moedernacht', Modrjanahtiz, waarbij de vrouwelijke voorouders vereerd werden.
Invloed van de kerkDe kerk probeerde van alles om de Germaanse gebruiken uit te bannen. Dit had niet veel succes. Daarom werden de gebruiken overgenomen en van Christelijke symbolen voorzien.
De voorouderverering werd twee maanden naar voren gehaald (begin november) en allerzielen genoemd.
Het Jegwla (terugkeer van het licht) werd als geboorte van Jezus gevierd (Hij is het licht).
De kerstboomverering was in Duitsland niet uit te bannen. Daarom werd de boom omgehakt (heiligschennis voor de Germanen) en versierd met Christelijke symbolen (engeltjes, een stalletje). Later werd hij in huis gezet. Deze gewoonte kwam rond 1800 uit Duitsland naar ons overwaaien
Het geven van geschenken werd gekoppeld aan St Nicolaas (Santa Claus).
De Nieuwjaarsviering werd gekoppeld aan de sterfdag van St Sylvester (paus van 314-335) en bepaald op 31 december (bij ons opgedrongen door de Spanjaarden in 1575). De Germanen vierden nieuwjaar rond 21 maart, als dag en nacht even lang zijn (de zon staat dan loodrecht boven de evenaar). Tot 1575 (en in Drenthe zelfs nog langer) werd in de Nederlanden nieuwjaar op 1 april gevierd. Na 1575 bleven aanvankelijk velen dat nog steeds doen, maar zij werden voor de gek gehouden met nep-cadeautjes (kennen we nog steeds op 1 april) en geleidelijk nam iedereen de nieuwjaarsviering op 1 januari over.
Hedendaagse restantenDe zwarte ruiters kennen we nu nog: in Sverige rijdt op 26 december een wilde stoet met zwarte ruiters onder leiding van Trond (met lange baard, net als Wodan) naar een rivier. Op de Waddeneilanden trekt op 12 december een wilde stoet, angstwekkend verkleed en op hoorns blazend door de straten: het sunderklazen. Ook Sinterklaas heeft een lange witte baard en rijdt op een schimmel. Ook offers vinden we nog steeds terug, o.a. In sinterklaasliedjes, met name voor het paard. De granen vinden we terug in pepernoten en taai-taai., dieroffers kennen we thans in de vorm van marsepeinen varkens . Ook de zwarte pieten vinden hun oorsprong in dit Germaanse gebruik, zij het dat de rode lippen en het kroeshaar van later tijd moeten zijn.
Het lawaai maken zien we terug in het woord 'joelen', eng: yelling, duits: johlen en in het blazen op midwinterhoorns in Twente en in het vuurwerk.
Op de eerste dag van Jegwla werden dronken uitgebracht op de overledenen (vergelijk allerzielen) en op de goden, om een verbond met hen te sluiten. Dat lijkt erg op het hedendaagse toasten op oud jaar!Tijdens het Jegwla werden ook eden gezworen (vergelijkbaar met onze nieuwjaarsvoornemens) met de hand op een wild zwijn. Dit zwijn werd daarna geofferd aan de god Freyr, van de vruchtbaarheid. (nog steeds worden met sinterklaas marsepijnen varkens gemaakt en in Sverige eet men om deze tijd everzwijnen van koek)
Er werden offers aan de goden gebracht, die onder een versierde naaldboom (eeuwig groen) werden gelegd. Het blijvend groen was een symbool voor vruchtbaarheid. De Germanen hadden geen boom in huis, maar wel groendragende takken (hulst ed). Ook gaven ze elkaar geschenken, wat weer een goede oogst garandeerde.
De avond voor het Joelfeest vierden de Germanen 'Moedernacht', Modrjanahtiz, waarbij de vrouwelijke voorouders vereerd werden.
Invloed van de kerkDe kerk probeerde van alles om de Germaanse gebruiken uit te bannen. Dit had niet veel succes. Daarom werden de gebruiken overgenomen en van Christelijke symbolen voorzien.
De voorouderverering werd twee maanden naar voren gehaald (begin november) en allerzielen genoemd.
Het Jegwla (terugkeer van het licht) werd als geboorte van Jezus gevierd (Hij is het licht).
De kerstboomverering was in Duitsland niet uit te bannen. Daarom werd de boom omgehakt (heiligschennis voor de Germanen) en versierd met Christelijke symbolen (engeltjes, een stalletje). Later werd hij in huis gezet. Deze gewoonte kwam rond 1800 uit Duitsland naar ons overwaaien
Het geven van geschenken werd gekoppeld aan St Nicolaas (Santa Claus).
De Nieuwjaarsviering werd gekoppeld aan de sterfdag van St Sylvester (paus van 314-335) en bepaald op 31 december (bij ons opgedrongen door de Spanjaarden in 1575). De Germanen vierden nieuwjaar rond 21 maart, als dag en nacht even lang zijn (de zon staat dan loodrecht boven de evenaar). Tot 1575 (en in Drenthe zelfs nog langer) werd in de Nederlanden nieuwjaar op 1 april gevierd. Na 1575 bleven aanvankelijk velen dat nog steeds doen, maar zij werden voor de gek gehouden met nep-cadeautjes (kennen we nog steeds op 1 april) en geleidelijk nam iedereen de nieuwjaarsviering op 1 januari over.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten