18 mei 2010

Lakenvelder mest

Het tuintje van mijn partner maakte vorig jaar een wat armetierige indruk. Vooral het grasveldje zag er slecht uit met kale plekken en veel mos. Bij ons in de buurt heb je in het bos een grote open vlakte waar Lakenvelder koeien rondlopen, het gras kort houden en veel scheiten. Grote stevige drollen, heel anders dan de mest van melkkoeien, die toch meestal veel dunnere mest produceren. Zij heeft een paar keer in een grote plastic zak zo'n grote drol meegenomen en in de tuin uitgespreid. Het bodemleven wist er wel raad mee; binnen de kortst mogelijke tijd was het verdwenen en dat nog wel in het najaar en de winter. Maar nu in de lente zie je het effect. Je herkent de tuin niet meer. Het mos tussen het gras is verdwenen. Ondanks de koude van de afgelopen weken is het gras stevig opgeschoten en het ziet er heel gezond uit. Je kunt echt zien dat het de zode goed heeft gedaan die organische bemesting.
In mijn interesse voor de biologische landbouw heb ik van Internet een document gedownload met de omineuze titel: "Leven onder de groene zode". En daaruit had ik al opgemaakt dat het organisch bestanddeel, laat ik zeggen de pure plantenresten, voor het bodemleven aanzienlijk belangrijker is dan ik voor mogelijk had gehouden. Eigenlijk dacht ik altijd dat het tekort aan anorganische stoffen, kalium, nitraat, calcium en fosfaat moest worden aangevuld bij bemesting. Natuurlijk zegt dat tuintje niet zo gek veel maar het is wel duidelijk dat de bevindingen niet tegenspreken dat een goede zode gebaat is bij adequate organische bemesting. In de honderden jaren dat Nederland landbouw kent werd op die wijze bemest; stalmest, een mengsel van stront en stro is natuurlijk een organische bemesting in optima forma. Wellicht kunnen we bij de ouderwetse manier van mesten met wat minder kunstmest toe? Een ouderwetse grupstal of een moderne potstal zoals bij  Dirk Jan, de producent van de onvolprezen Olde Remeker kaas produceert een dergelijke mest. Inzaaien van klaver kan door haar symbiose met de stikstof fixerende Rhizobium bacterie voor nitraat zorgdragen. Wellicht kan dan met zeer lichte anorganische bijmesting met kunstmest voldaan worden aan de behoefte van de zode. Maar misschien is de kunstmest helemaal overbodig. Deze suggestie maak ik toch vooral op uit voornoemd rapport en heb ik zeker niet zelf verzonnen.


Geen opmerkingen: