Tijdens mijn doctoraalstudie deed ik naast mijn hoofdvak biochemie als eerste bijvak microbiologie en als tweede bijvak chemische fysiologie. Ik herinner me dat eerste bijvak nog goed; de faculteit biologie was nog niet zo groot, gevestigd in een nieuw laboratorium ergens in Buitenveldert, vlakbij Amstelveen. De basistechnieken voor het steriel werken werden mij bijgebracht door een analiste. Tot mijn verrassing kende ik haar; zij was een voormalige klasgenote van mij van de HBS. Zij was na het eindexamen analiste geworden en hier kruisten onze wegen elkaar weer. Ik leerde hoe je een bacteriecultuur moest overenten zonder contaminatie te veroorzaken; hoe je een fles moest behandelen met het zelfde doel; deksel met je ene hand, flesopening in de vlam enzovoorts. Petrischalen steriel afvullen met medium in agar-agar. Later ging ik met deze technieken aan het werk in het kader van het onderzoek van een promovendus, een ontzettend aardige kerel die mij als - wat slordige - student af en toe best moest bijsturen. Ik werkte bij hem aan Pseudomonas Aeruginosa, een facultatief anaëroob groeiende bacterie. Het ging om het nar-gen weet ik nog, het gen dat iets te maken had met het groeien onder anaërobe omstandigheden. Waar zat dat gen precies op het chromosoom. Ik maakte mutanten en deed allerlei conjugatie experimenten en manipulatie van DNA met gebruik maken van bacteriofagen maar ook met conjugatie. Wat was dat een leuke ervaring. Heeft bij mij veel basis gegeven over de plasticiteit van DNA en vooral hoe makkelijk bacteriën DNA met elkaar uit kunnen wisselen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten