In mijn begintijd in de wetenschap heb ik het jarenlang zonder coach moeten stellen; heeft ontegenzeggelijk ook haar voordelen, maar zeker ook nadelen; je weet gewoon te weinig en kunt de waarde van zaken niet stutten met kennis.
Mijn allereerste wetenschappelijke schreden zette ik op het gebied van de virologie. Mijn toenmalige chef en hoogleraar vanT had mij aangetrokken voor het opzetten van de Toxoplasmose serologie op het microbiologisch lab van de VU. Dat had ik dankzij de kennis en inzet van mijn ervaren hoofdanaliste Coby denB snel voor elkaar. Daarna had vanT eigenlijk niets meer voor mij en op mijn vraag:"wat nu verder?" gaf hij mij iets vaags als zoek maar uit of je een methode kunt ontwikkelen om uit te maken welk type dit Herpes Simplex Virus (HSV) is. Daarvan had je twee types, 1 en 2 en het monster dat vanT voor mij had zat er een beetje tussenin naar zijn eigen bevindingen; een kweekmethodiek op babymuizen en bebroede kippeneieren. Hij entte bebroede kippeneieren op het amnionvlies met patiëntenmateriaal; aan de vorm van de pokken die ontstonden na enkele dagen kon hij zien welk type virus het was en of er überhaupt sprake was van een Herpes virus in het materiaal.
VanT was veterinair; het werken met dieren was zijn lust en zijn leven; vrijwel alle diagnostisch werk deed hij zelf; cavia's enten met patiëntenmateriaal voor het aantonen van TBC bacteriën; het verbloeden van de cavia's d.m.v. hartpunctie, enten van muizen en als genoemd de eieren. Al doende leerde ik veel van hem en vooral van Coby natuurlijk. En zo ook van Marijke, laborante of analiste, dat weet ik niet meer; zij had ervaring met weefselkweek en zo gingen we met z'n drieën aan de gang. Merkwaardige tijd, want er was aan de universiteiten geld in overvloed; ik kon doen wat ik maar bedacht. Was voor een beginnend academicus best een uitdaging.
Mijn allereerste wetenschappelijke schreden zette ik op het gebied van de virologie. Mijn toenmalige chef en hoogleraar vanT had mij aangetrokken voor het opzetten van de Toxoplasmose serologie op het microbiologisch lab van de VU. Dat had ik dankzij de kennis en inzet van mijn ervaren hoofdanaliste Coby denB snel voor elkaar. Daarna had vanT eigenlijk niets meer voor mij en op mijn vraag:"wat nu verder?" gaf hij mij iets vaags als zoek maar uit of je een methode kunt ontwikkelen om uit te maken welk type dit Herpes Simplex Virus (HSV) is. Daarvan had je twee types, 1 en 2 en het monster dat vanT voor mij had zat er een beetje tussenin naar zijn eigen bevindingen; een kweekmethodiek op babymuizen en bebroede kippeneieren. Hij entte bebroede kippeneieren op het amnionvlies met patiëntenmateriaal; aan de vorm van de pokken die ontstonden na enkele dagen kon hij zien welk type virus het was en of er überhaupt sprake was van een Herpes virus in het materiaal.
VanT was veterinair; het werken met dieren was zijn lust en zijn leven; vrijwel alle diagnostisch werk deed hij zelf; cavia's enten met patiëntenmateriaal voor het aantonen van TBC bacteriën; het verbloeden van de cavia's d.m.v. hartpunctie, enten van muizen en als genoemd de eieren. Al doende leerde ik veel van hem en vooral van Coby natuurlijk. En zo ook van Marijke, laborante of analiste, dat weet ik niet meer; zij had ervaring met weefselkweek en zo gingen we met z'n drieën aan de gang. Merkwaardige tijd, want er was aan de universiteiten geld in overvloed; ik kon doen wat ik maar bedacht. Was voor een beginnend academicus best een uitdaging.