We moesten naar Amersfoort voor de HoVo cursus. Ruim op tijd was ik op het station. Ik ging op een bankje zitten en zag dat iemand daar zijn handschoenen had laten liggen. Ze waren gebruikt om op te zitten zodat hij - het waren oude, versleten glacé herenhandschoenen - geen koude kont zou krijgen. Ach, waarom niet dacht ik en stopte ze in m'n rugzak; wie weet kan ik ze nog wel gebriken.
Vandaag weer een college over de Peloponnesos in het kader van de HoVo cursus. Vorige week had ik helaas moeten verzuimen omdat ik ziek was, maar vandaag zat ik weer ijverig aantekeningen te maken. Dat is ook wel nodig; ik merk dat het volgen van de lessen ontzettend leuk is maar dat je op mijn leeftijd de spreekwoordelijke gang van het woord via het ene oor in en het andere weer uit zult moeten toegeven. Maar het genoegen van het bijwonen maakt deelname absoluut tot een feestje.
Als ik goed terug denk aan deze les heb ik er van overgehouden dat koning Nestor een geweldige ouwehoer was die zijn gasten eindeloos aan de praat hield over zijn oude heldendaden. Maar ook dat het paleis van de oude Nestor prachtig is opgegraven en dat het bad waarin Telemachos werd gebaad, als beschreven in de Odysseia is terug gevonden. Van dat bad ging een foto rond en dat vond ik toch wel heel imposant om te zien. Maar ik hoorde ook dat de pythia, de priesteres van het orakel van Delphi hooguit een jaar meeging; dan waren ze versleten door het inademen van de halucinerende dampen die ze in moesten ademen om onder invloed te komen. Uit hun gebrabbel werd dan door andere priesters het orakel vastgesteld. Wat je daar bij voor moet stellen blijft toch wel iets mysterieus. Daar in Delphi gebeurede het toch wel allemaal; belangrijke beslissingen hingen af van de orakels dus die lieden die de orakels produceerden moesten wel van alle markten thuis zijn en ook nog in staat zijn om hun boodschappen te "verpakken". Heel bijzonder allemaal.
|
Zelfs binnen het Teylers museum werden we geteisterd door de herrie van die verrekte bladblazers. Bah! |
Na afloop gingen we met de trein naar Haarlem, naar het Teylers museum voor de tentoonstelling van Weissenbruch, de Vermeer van Haarlem zoals hij genoemde werd in die tijd. Altijd leuk dat Teylers; het is op zich gewoon een museum van een museum; geen kunstverlichting zodat je in deze wintertijd in het schemer de botten, mineralen en oude wetenschappelijke instrumenten kunt bekijken. In de schilderijenzaal hebben we genoten van Weissenbruchs' werken. Mooi fijn schilderwerk, maar om hem nou direct met Vermeer te vergelijken vond ik wat overdreven. Het bekijken van de werken werd trouwens zwaar bemoeilijkt door de tuinman die - niet te geloven - met een bladblazer de bladeren uit de tuin aan het blazen was; een kolere herrie.
We hebben vervolgens nog wat rondgelopen in Haarlem - het was er snoeidruk - en zijn neergestreken bij een indonesische toko waar we lekker hebben gegeten. Toen weer terug met de trein; overstappen op station Sloterdijk. Het was behoorlijk koud en we gingen in de overdekte, zij het onverwarmde wachtrimte zitten. Tegenover ons zaten twee jongens; rugzakken met grote labels van hun vliegreis; te dun gekleed; volgens mij afkomstig uit Indonesië, in ieder geval uit een warm land. Het was duidelijk dat ze het hier niet erg warm hadden; ik had met hen te doen en dacht aan de handschoenen. Ik gaf ze aan een van hen en dankbaar vroeg hij: "for me?". Waren ze goed terecht gekomen.
Maar het zou nog niet afgelopen zijn. In de stoptrein naar Bilthoven; ik ging voor de zekerheid nog even naar het toilet en daar zag ik opnieuw een vergeten voorwerp: een in cellofaan verpakte prachtige roos, geklemd tussen een klapstoeltje in een verder verlaten coupé. "Die is voor mijn Roos", bedacht ik mij en zo geschiedde tot haar verbazing.
Toen ik thuis kwam werd ik nog gebeld door Roos met de mededeling dat de roos zo mooi stond in de vaas.