Zoals Mendelssohn de Mattheus onder het stof vandaan heeft gehaald, zo heeft mijn goede vriend Dick dit meesterwerk aan mij onthuld. Mijn moeder had mij het stuk zo tegen gemaakt: "kind", zo sprak zij mij meestal aan als ze iets nadrukkelijk wilde vertellen: "er komt geen eind aan. Denk je dat een aria is afgelopen, maar nee dan begint het opnieuw". Ze had de Mattheus één keer aan moeten horen en daar zo volledig haar bekomst van gekregen dat ze die tour de force nooit meer had geambieerd. Maar Dick bracht daar verandering in. Had hij mijn muzikale smaak sowieso al met enkele eeuwen opgerekt, daar heeft hij mij ergens begin tachtiger jaren meegenomen naar een uitvoering van de Mattheus in Vredenburg, het concertgebouw van Utrecht.
Het concert zou beginnen, stilte van het publiek en daar begon het. Ik wist niet wat me overkwam; die fabelachtige klanken, die bassen met hun rythmiek als de slagen van het hart, de oplopende baslijn en dan de inzet van het koor, de twee koren die tegen elkaar in zingen, de kinderstemmen die als engelen een bovenmelodie voeren. En het ging maar door, die prachtige aria's, het verhaal, gezongen door de evangelist, de rollen van Jezus, Pilatus, Judas, Petrus; het zeer aandoenlijke moment dat de haan drie keer kraait; het stervensmoment, de constatering dat hij toch werkelijk de zoon Gods moet zijn geweest en dan het imposante slotkoor. Het duurde inderdaad lang maar had voor mij nog wel twee keer zo lang mogen duren zo sterk was ik er van onder de indruk. Na zoveel jaren ben ik mijn vriend Dick daar nog dankbaar voor. Ik kreeg van hem ook een tape-je met de Mattheus, uitgevoerd olv Richter van 1971. Dat tape-je heb ik eindeloos beluisterd op m'n walkman terwijl ik langs 'sheren wegen wandelde met koptelefoon op. Als ik tegenwoordig naar de Mattheus luister weet ik nog precies bij welke maten ik het tape-je om moest draaien.
Zo'n tien jaar geleden heb ik meegezongen in het koor bij een uitvoering van de Mattheus en enkele jaren geleden nog een keer. Vanuit je eigen stemgroep luisteren is een heel andere beleving dan vanuit de zaal. En nu achteraf moet ik constateren dat je voor je eigen beleving het stuk een beetje kapot maakt; hoe mooi het ook is, door die eindeloze repetities sluipt helaas de verveling binnen. Dat merkte ik gisteravond enigszins bij de uitvoering olv Leusink.
Pieter Jan Leusink is wel de grote ontsluiter van Bach geworden voor het grote publiek. Dankzij hem werden in het jaar 2000 alle geestelijke cantates van Bach opgenomen met het mannenkoor van Elburg en verder ongelooflijk goeie solisten, waaronder Bas Ramselaar en Sytse Buwalda. Zijn actus tragicus beschouw ik eigenlijk als de beste opname die ik van deze cantate ken en dat zijn er inmiddels vele. Maar feitelijk zijn alle cantates van hoge kwaliteit voor zo ver als ik het kan beoordelen. En dankzij de lage prijs toegankelijk voor iedereen die dat maar wilde.
De Mattheus van gisteravond kon mij echter niet zo bekoren. Ik miste een aantal elementen zoals de schwung van de bassen in de eerste maten, het kinderkoor, de viola da gamba in het rechter orkest, vond het tempo te hoog; de samenstelling van het koor verbaasde me, nogal weinig sopranen. Overigens voortreffelijke solisten, koor en orkest. Sytse Buwalda, de altus maakte grote indruk op me.
Maar de manier van dirigeren van Leusink stond me tegen; als een eenarmige kobold (hij dirigeerde vrijwel louter met z'n rechterarm) sprong hij voor het koor en orkest heen en weer af en toe bijna komieke gebaren makend. Ik kon er op het laatst gewoon niet meer naar kijken.
Ik was blij dat het was afgelopen en moest daarbij aan de opmerkingen van m'n moeder denken. En dat terwijl de Mattheus voor mij de mooiste muziek betekent die ik "ooit gehoord heef".
Geen opmerkingen:
Een reactie posten