Gekraakte schelpen |
Het slik op het wad staat bol van het voedsel voor de vogels. De gids had al kleine slakjes laten zien en vertelde dat het strandlopertje er daarvan zo'n 600 per uur oppikt en wegpeuzelt. En er waren ontzettend veel van die strandlopertjes, hetgeen een onvermoed groot aantal van die piepkleine slakjes veronderstelt. Maar er zit nog veel meer in dat slik waaronder de kokkel, een schelpdier met zo'n fraai geribbelde schelp. Die graaft zich in in het slik en heeft dan twee slurfjes die hij in het zeewater steekt; één om water in te laten en één om het water er weer uit te laten; het voedsel zeeft hij eruit en maakt er schelpdier van. Daarmee verraadt het diertje natuurlijk zijn aanwezigheid. En de oplettende scholekster heeft daar het volgende op gevonden. Met zijn snavel pikt hij heel bijdehand precies tussen die twee slurfjes in en voordat het schaaldier het in de gaten heeft zit hij al in de maag van de scholekster. De eidereend doet het wat grover en vreet de kokkels met schelp en al op. In zijn spiermaag worden de schelpen gekraakt en het vlees wordt verder verteerd. De gekraakte schelpdelen worden weer uitgepoept. Dat verklaart die hoopjes die je hier en daar op de schorren ziet liggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten