De reden dat ik ooit chemie ben gaan studeren was volledig gelegen in de niet afgemaakte opleiding van mijn vader tot chemisch analist. Onze Oosterburen maakten in de loop van de veertiger jaren van de vorige eeuw een einde aan deze in de knop geknakte carrière. Wat echter bleef was het kleine chemisch labje dat hij had ingericht in het kleine achterschuurtje bij zijn vader in de werkplaats. Zo rond mijn tiende verjaardag werd de inventaris van dat schuurtje overgebracht naar mijn ouderlijk huis en daar begon mijn fascinatie voor de chemie. Met een indicator wist mijn vader te toveren; een kleurloze vloeistof veranderde met een druppeltje loog in een paarse vloeistof. Fenolftaleïne was de indicator; die naam zal ik nooit vergeten tenzij de ouderdom mijn brein al te zeer vertroebelt. Had kennelijk ook nogal wat teweeg gebracht bij mijn vader, want hij had alle moeite gedaan om deze verder nergens toe dienende stof te verkrijgen.
Maar wat mijn vader mij ook liet zien was een klein flesje met een kurk en daarin een kleverig, bruinig stroperig spul. Hij vertelde dat het een polymeer was, althans een poging om een polymeer te produceren.
Helaas heeft mijn moeder alle zooi van vroeger op zeker moment weg gedonderd; wat zou ik dat flesje met die onduidelijke inhoud graag in mijn rariteiten kabinetje willen hebben.
19 februari 2022
Een kleverig mengseltje
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten