05 november 2013

Onverwacht was het uit

Kaft van het hier besproken boek
Vanmorgen voor het opstaan weer wat in bed gelezen in het eerste deel van de biografie van Adolf Hitler, van de hand van Ian Kershaw; intussen kopjes thee slurpend, sneetje rozijnen/notenbrood kauwend (wat is dat toch verschrikkelijk lekker), glaasje vers uitgeperste jus d'oranges en tot slot koffie. Toen snel aangekleed en naar de sportschool; Roos had er al een uur opzitten en zat te wachten voor een fitheidstest. Lekker m'n apparatenrondje, buikspierplezier en drie kwartier zwemmen en bijkomen in de sauna. Een behoorlijke trek die ik heb bestreden met een stevig roerei met champignons en thee. En toen weer verder met Kershaws' meesterwerk. Buitengewoon gedétailleerd en toch heel goed leesbaar wordt geschetst hoe de ontwikkelingen in Duitsland de opkomst van deze merkwaardige figuur mogelijk maakten.
Kershaw moet hier jaren aan gewerkt hebben en het is om meerdere redenen dat de vergelijking met Titus Livius zich aan mij opdringt. Ook deze heeft met de toen natuurlijk veel beperkter mogelijkheden met grote precisie de Romeinse geschiedenis beschreven zoals Kershaw de Duitse geschiedenis en de rol van "Onkel Wolf" daarin (zo liet hij zich door de Wagner kinderen noemen).
Terwijl ik dacht dat ik nog zo'n honderd pagina's te gaan had was het eerste deel plotseling afgelopen. Het tweede deel beschrijft de jaren vanaf 1936, de jaren waarin Hitler van gekkigheid niet meer wist wat hij doen zou en zijn land naar de afgrond zou leiden. Kershaw beschrijft dat fraai in de laatste alinea van genoemd boek:
Citaat
Uiteindelijk was hij zelf degene die het meest ging geloven in zijn eigen Führer-cultus. In 1936 was onvermijdelijk het punt bereikt waarop hubris - de aanmatigende arrogantie die het onheil tart - plaats ging maken voor nemesis - de wrekende gerechtigheid. 

Geen opmerkingen: