Hij is toch iets ouder dan ik dacht, neemt niet weg dat ik me in de verte verwant voel aan de bekendste hedendaagse Maassluisenaar: Maarten 't Hart, niet alleen een goed schrijver en bioloog, maar tevens kenner van klassieke muziek bij uitstek.
Wat wij delen is onze enorme liefde voor de natuur en de klassieke muziek en kennelijk ook een goed geheugen voor muziek. Wat mij jaren geleden enorm frappeerde was zijn opmerking over de eerste keer dat hij BWV 147 hoorde; die fantastische melodielijn van de allergrootste componist - daar zijn Maarten en ik het volstrekt over eens en met ons de meeste muziekkenners vermoed ik- in het koraal.
Ook ik was als door de bliksem getroffen toen ik die melodielijn voor het eerst in mijn leven hoorde; het was in de opstandingskerk, de Kolenkit voor Amsterdammers, tijdens een kerkelijke bijeenkomst van mijn middelbare school of lagere school, dat weet ik niet meer; ik zal een jaar of elf zijn geweest. Een hobo speelde die melodie en die heb ik tientallen jaren vastgehouden in mijn hoofd. Als ik achter de piano zat dan speelde ik die melodie altijd met de koraal melodie in de linkerhand; ging automatisch want ik geloof niet dat ik de hele koraal wel eens had gehoord tot ik in de gelegenheid was, misschien 10 jaar geleden om de kantate "Herz und Mund und Tat und Leben" te mogen zingen in het koor van Johan Rooze, als invaller nota bene, zonder repetitie te hebben bijgewoond, maar dat ter zijde. Dat het om BWV 147 ging merkte ik toen pas. Die melodie heeft zowel 't Hart als mij muzikaal zeer sterk getroffen.
De afgelopen dagen heb ik Maartens' uitgebreid werk over Wolfgang Amadeus Mozart onder handen: Mozart en de anderen. En dan heb ik onwillekeurig wel te doen met Maarten als ik hoor hoe zijn jeugd qua muziek verliep; bij gelegenheid merkte hij pas zijn affiniteit met klassieke muziek; hij had graag pianoles willen hebben, maar daar was geen geld voor; muziek was in dat christelijk milieu ongewenst, zijn vader noemde klassieke muziek "zieke muziek". Hij moest zelfs stiekem naar de radio luisteren. En dat terwijl ik vanaf mijn achtste jaar pianoles had, van mijn moeder de liefde voor Chopin en andere pianomuziek ingegoten kreeg. Nadat ik een prijs had gewonnen op de middelbare school, in de vorm van een LP van het vioolconcert van Beethoven, kwam er een pickup met wat platen in huis en klassieke muziek was absoluut geen taboe. Als klein kind was ik al gek op de stem van Kathleen Ferrier.
Maar daar houdt mijn "voorsprong" dan ook wel mee op want Maarten 't Hart heeft zich als bezeten ontwikkeld in die klassieke muziek; hij weet erg veel over Bach en Mozart maar tevens over veel andere componisten, ongelooflijk, hij lijkt wel een muziek encyclopedie.
Overigens miste ik in zijn Bach boekje een opmerking over de prachtige sopraan aria in BWV 94: Was frag Ich nach der Welt.
En dan lig ik nu regelmatig met de koptelefoon op te luisteren naar de verschillende kv nummers die 't Hart soms wat al te geëxalteerd roemt, maar met zijn boek over Mozart in de hand.
En hij kan nog verdraaid goed schrijven ook: kanjer!
Wat wij delen is onze enorme liefde voor de natuur en de klassieke muziek en kennelijk ook een goed geheugen voor muziek. Wat mij jaren geleden enorm frappeerde was zijn opmerking over de eerste keer dat hij BWV 147 hoorde; die fantastische melodielijn van de allergrootste componist - daar zijn Maarten en ik het volstrekt over eens en met ons de meeste muziekkenners vermoed ik- in het koraal.
Ook ik was als door de bliksem getroffen toen ik die melodielijn voor het eerst in mijn leven hoorde; het was in de opstandingskerk, de Kolenkit voor Amsterdammers, tijdens een kerkelijke bijeenkomst van mijn middelbare school of lagere school, dat weet ik niet meer; ik zal een jaar of elf zijn geweest. Een hobo speelde die melodie en die heb ik tientallen jaren vastgehouden in mijn hoofd. Als ik achter de piano zat dan speelde ik die melodie altijd met de koraal melodie in de linkerhand; ging automatisch want ik geloof niet dat ik de hele koraal wel eens had gehoord tot ik in de gelegenheid was, misschien 10 jaar geleden om de kantate "Herz und Mund und Tat und Leben" te mogen zingen in het koor van Johan Rooze, als invaller nota bene, zonder repetitie te hebben bijgewoond, maar dat ter zijde. Dat het om BWV 147 ging merkte ik toen pas. Die melodie heeft zowel 't Hart als mij muzikaal zeer sterk getroffen.
De afgelopen dagen heb ik Maartens' uitgebreid werk over Wolfgang Amadeus Mozart onder handen: Mozart en de anderen. En dan heb ik onwillekeurig wel te doen met Maarten als ik hoor hoe zijn jeugd qua muziek verliep; bij gelegenheid merkte hij pas zijn affiniteit met klassieke muziek; hij had graag pianoles willen hebben, maar daar was geen geld voor; muziek was in dat christelijk milieu ongewenst, zijn vader noemde klassieke muziek "zieke muziek". Hij moest zelfs stiekem naar de radio luisteren. En dat terwijl ik vanaf mijn achtste jaar pianoles had, van mijn moeder de liefde voor Chopin en andere pianomuziek ingegoten kreeg. Nadat ik een prijs had gewonnen op de middelbare school, in de vorm van een LP van het vioolconcert van Beethoven, kwam er een pickup met wat platen in huis en klassieke muziek was absoluut geen taboe. Als klein kind was ik al gek op de stem van Kathleen Ferrier.
Maar daar houdt mijn "voorsprong" dan ook wel mee op want Maarten 't Hart heeft zich als bezeten ontwikkeld in die klassieke muziek; hij weet erg veel over Bach en Mozart maar tevens over veel andere componisten, ongelooflijk, hij lijkt wel een muziek encyclopedie.
Overigens miste ik in zijn Bach boekje een opmerking over de prachtige sopraan aria in BWV 94: Was frag Ich nach der Welt.
En dan lig ik nu regelmatig met de koptelefoon op te luisteren naar de verschillende kv nummers die 't Hart soms wat al te geëxalteerd roemt, maar met zijn boek over Mozart in de hand.
En hij kan nog verdraaid goed schrijven ook: kanjer!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten