Eén van de vele mini-bunkertjes van 35 jaar geleden. |
Onderweg weer het beeld van lieflijke bergweitjes met volop bloemen, vlinders en andere insecten. Ik zag wat blauwtjes, misschien wel het bij ons uiterst zeldzame, geherintroduceerde pimpernelblauwtje, want er stond volop pimpernel.
We zaten hier vrijwel op de grens met Monte Negro. Destijds, in de tijd van Hoxha en de tijd dat Albanië in de wereld volledig alleen stond, was als verdediging van het land een keten van kleine bunkers gebouwd. Gelukkig voor Albanië is deze nooit nodig geweest, zoals het vaak vergaat met verdedigingswerken (denk maar aan de Hollandse waterlinie). Maar die bunkertjes staan er nog in grote getale, waaronder een aantal hier bij de wandeling.
Het had drie jaar geleden ongewoon veel geregend in de bergen. Daarbij was een aantal weitjes verdwenen; daarvoor in de plaats ruwe vlakten met kalksteen brokken. Het pad was redelijk goed te belopen; Erenik liep rustig en gestaag door tot een fraaie plek en de laatste mogelijkheid om water te tappen. Dat zou bij terugkomst dan ook onze lunchplek worden.
Op zeker moment keerde de groep terug en werd geluncht. Nog even lekker liggen zonnen en m'n T-shirt uitgespoeld in het schone bergwater. En weer terug naar ons onderkomen.
Een beetje nostalgisch liep ik daar rond de boerderij en maakte wat foto's; ik kocht nog een tweetal paar door haar zelf gebreide sokken bij de boerin. Ik ging met Johan naar het stalletje om hem het varken te tonen en trapte daarbij in de stront. Tot hilariteit van de boer stond ik m'n wandelschoenen af te spoelen. Hij maakte duidelijk dat je beter laarzen kon aantrekken. De koe gefotografeerd waarvan we 'smorgens de melk kregen en waarvan ook de yoghurt afkomstig was. Ik voelde me zo één met deze plek!
En dan de laatste avond; de volgende dag weer op huis aan via de "dodemansrit" langs al die afgronden terug naar Kruje, ons hotel in de buurt van het vliegveld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten