Ik heb vast wel eens geblogd over de sollicitatie dag die mij op wonderbaarlijke wijze mijn eerste baan opleverde. Had ik een afspraak gemaakt met de decaan van de medische faculteit van de VU om hem te vragen of er misschien een job binnen de faculteit was voor een onlangs afgestudeerd biochemicus daar ging ik eind van de dag na twee gesprekken weer naar huis met een goede baan op zak. Dat was aan de medische faculteit, afdeling medische microbiologie. Ik was daar uiteindelijk aangetrokken om de sero-diagnostiek van Toxoplamose op te zetten. Dankzij twee korte stages, een eerste bij het CDI, Centraal Diergeneeskundig Instituut, toen nog in Amsterdam en een tweede hier in Bilthoven bij het RIV, inmiddels RIVM. Daarna ben ik aan de gang gegaan binnen het laboratorium om de techniek in de vingers te krijgen zonder dat daar nog die gevaarlijke levende parasieten aan te pas kwamen. Maar dat was na enkele weken gefixt. Tot mijn geluk wilde de analiste waarvan ik bij het CDI verschillende technieken had geleerd graag in Amsterdam blijven en vroeg of ze niet bij mij kon komen werken, en dat kon dus! De hele techniek liep dan ook in een maand of drie. De apparatuur die nodig was die had "de prof" al lang geleden aan laten rukken en daar liep het. Wat nu verder voor mij als beginnend wetenschapper?
Ik had geen flauw idee over de mores binnen de Universiteit; ik wilde gewoon dienstbaar zijn aan wat er zoals gedaan kon worden en vroeg aan "de prof" wat ik, nu de Toxoplasmose diagnostiek was ontwikkeld verder voor de afdeling kon betekenen. En ja, dat was merkwaardig genoeg een zeer globale opdracht; hij had een virus sample van een Herpes Simplex Virus (HSV) waarvan hij met de hem beschikbare technieken (enten op bebroede kippen eieren en enten in baby-muisjes) niet kon duiden of het een type 1 of 2 was. Ik weet nog het sample nr: K-13. Dat was het begin van mijn carrière in de virologie; helemaal zelf op onderzoek uit; technieken uitdenken en uitproberen. Klinkt leuk en achteraf was het ook heel leuk, maar een deskundige hand in de rug zou geen overbodige luxe zijn geweest.
Ik ging aan de gang met weefselkweek, met immuno-fluorescentie, daarin deskundig bijgestaan door een hele technische staf van analistes en diverse technici. Ook beschikte ik voor mijn onderzoek over uitgebreide proefdierfaciliteiten; antistoffen konden worden opgewekt in konijnen, proeven op hamsters en muizen, alles was beschikbaar. Voor huidige beginnende wetenschappers ondenkbaar, voor mij een onvermoed paradijs om m'n gang te gaan. Ik heb er erg veel ervaring mee opgedaan, maar publiceren ho maar, daar heb ik pas veel en veel later kaas van leren eten.
Vanmorgen liet ik tijdens de koffie met Roos het woord "ConcanavalineA" vallen, een wonderlijk stofje dat ik leerde kennen dankzij Gotze K, destijds lector aan de afdeling dermatologie en naast clinicus ook experimenteel laboratorium onderzoeker. Gek stofje waarmee ik virale expressies heb waargenomen die met antistoffen niet aanwezig waren. Wonderlijk, maar dat heeft toch mijn denken beïnvloed zoals zo veel merkwaardige dingen die ik in die eerste drie jaren heb waargenomen.
29 maart 2022
ConcanavalineA, ConA
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten